Gods koninkrijk (2009)

Gods koninkrijk: telkens als christenen het Onzevader bidden, vragen ze aan God dat hij zijn rijk zou laten komen. Als ik u hier nu zou vragen wat u daaronder verstaat, breng ik u misschien in verlegenheid. Misschien antwoordt u met een wedervraag: legt u het maar eens uit.
Dan begin ik met het evangelie van deze zondag te citeren. Jezus sprak tot de mensen alleen in gelijkenissen. In gelijkenissen maakte hij hun het goede nieuws van het komende koninkrijk bekend, voor zover ze het konden begrijpen.

Over God en het goddelijke kunnen mensen alleen spreken in beelden en gelijkenissen en door verhalen te vertellen. Zo heeft Jezus het ook gedaan. Hij vertelde dat het met Gods koninkrijk gaat zoals met een mens die zaad uitstrooit op de aarde. Hij zei van het koninkrijk dat het is als een onooglijk zaadje van de mosterdplant dat uitgroeit tot een hoge boom.

Voor de lezers van het Marcusevangelie, rond het jaar 70, moeten deze verhalen een troost en een bemoediging geweest zijn. In de Romeinse wereld waarin ze als christen leefden waren ze een kleine minderheid die zich overeind moest houden in een omgeving die haar vijandig gezind was. Ondanks alle inspanningen om hun geloof waar te maken, zagen ze van het beloofde koninkrijk van God niet veel terechtkomen. Ze werden er moedeloos van. Sommigen haakten af. Maar het evangelie stak hun een hart onder de riem.

Ook hedendaagse lezers van het evangelie kunnen er troost en bemoediging uit putten. Ze hebben er nood aan. Ze worden pijnlijk getroffen door een militant atheïsme dat ze de kop zien opsteken. In Londen reden er begin dit jaar stadsbussen met op de achterruit de boodschap, als een soort reclame: 'God bestaat waarschijnlijk niet, maak je dus niet druk.' De Universiteit Antwerpen verleende een eredoctoraat aan Richard Dawkins, auteur van de internationale bestseller The God Delusion ('God als misvatting'), door sommigen geprezen als 'een steun in de rug zijn voor ieder die zich met trots atheïst durft te noemen'. Het doet christenen vandaag deugd dat het evangelie hun een hart onder de riem steekt.

Het zaad dat je op de aarde uitstrooit, valt in haar schoot en je vertrouwt erop dat het zal ontkiemen en groeien zoals een kind groeit in de schoot van zijn moeder. Je kunt het niet zien en je weet niet hoe het gebeurt. Maar het gebeurt. Het hangt niet van jou af. Je moet er geduldig en met vertrouwen naar uitkijken. Het wordt gezongen in een bemoedigend kerklied: "Eens komt de grote zomer. God zal op aarde komen met groene eeuwigheid." Niemand weet wanneer. Insha'Allah, zeggen de moslims: als het God belieft. Hij is de heer van de tijd en zijn tijd is niet de onze. Zo gaat het ook met het mosterdzaadje. Eens groeit het uit tot een hoge boom, als een prachtige ceder op een hoge berg (zie de lezing uit Ezechiël). Wanneer het God belieft.

Gods koninkrijk is het gebied waarover hij als koning heerst. Het komt daar waar mensen zijn wil doen. Daarom vragen we in het Onzevader aan God dat zijn wil zou gedaan worden opdat zijn koninkrijk kan komen.
Gods wil doen: iedereen tot zijn of haar recht brengen, het beste in elke mens naar boven laten komen, je vijanden even gaarne zien als je vrienden, het kwaad dat gebeurd is overwinnen door vergiffenis te geven en te krijgen. Dat moet de kwaliteit zijn van het zaad dat we over de aarde uitstrooien opdat het in haar schoot kan ontkiemen en groeien. Hoe het groeit, weten we niet. God neemt zijn tijd en zijn tijd is niet de onze. Geduld en vertrouwen zijn het wachtwoord. Wie met een alert gelovige blik geduldig blijft kijken, kan hier en daar in kleine tekenen zien hoe het zaad van het koninkrijk aan het groeien is: opschietende halmen, aren, graantjes in de aren... Eens komt de tijd dat het graan begint te rijpen. De zomer van Gods koninkrijk.

Mogen we op de kerkgemeenschappen het beeld van een hoge boom gebruiken die uit het zaadje van de mosterdplant is gegroeid? Dan moet zo'n boom een goede plaats zijn waar de vogels hun nest kunnen bouwen en een thuis vinden. Vandaag zien we dit niet gebeuren. We zien eerder het tegendeel. Vogels die wegvliegen uit de boom en ergens elders een andere zoeken om te nestelen. Dat ligt aan de wispelturige aard van die vogels, zal u misschien zeggen. Maar zou het niet kunnen dat er iets schort aan de boom?

Het is een vraag die de vinger op de wonde legt. Te veel mensen verlaten onze kerken niet omdat ze hun geloof zijn kwijtgeraakt of naar een andere wijze van geloven zijn overgestapt. Ze trekken weg omdat ze in hun kerk niet de nodige gastvrijheid, de warmte en geborgenheid vinden om op hun manier hun geloof te beleven. Het gebeurt te zelden dat mensen die zoeken hoe ze hun leven zin kunnen geven onze kerk binnenkomen en er goed ontvangen worden.

We zullen onze kerk moeten verbouwen.
De boom moet meer groene bladeren krijgen en bredere takken. Als ons vertrouwen in zijn levenskracht, in de innerlijke dynamiek van het evangelie, sterk genoeg is, geven we niet toe aan een verlammende moedeloosheid. We maken een gastvrije ruimte, we zetten de deur wijd open, we heten iedereen die wil binnenkomen van harte welkom. We zoeken verbondenheid in een meerstemmig geloof dat allen tot hun recht laat komen. Eensgezindheid in diversiteit.