Denkt gij nog, of gelooft ge reeds

Beste vrienden,
Kinderen kunnen je toch werkelijk de oren van je kop vragen! Vanaf het ogenblik dat ze de wereld bewust beginnen waar te nemen kan je jezelf niet meer redden van louter “waaroms?” en je antwoord mag dan nog zo duidelijk geformuleerd zijn, het lijkt nooit voldoende te zijn. Kinderen willen alles weten en alles tot op het bot uitpluizen, en hopelijk is dat voor ons, volwassenen, ook niet anders. Tenslotte heeft alle menselijk vragen en zoeken toch tot doel dat we onszelf verder ontwikkelen en nieuwe inzichten verkrijgen; dat we voortdurend vragen zetten achter reeds lang bekende zaken en deze voor onszelf opnieuw uitvinden. Zo groeit en rijpt de mens en vindt hij zichzelf, net zoals een klein kind het ook doet wanneer het gedurig nieuwe dingen wil weten.

Maar die manier van kennis opdoen heeft spijtig genoeg ook een probleem: er zijn grenzen aan het rationele opdoen van kennis; punten waar het verstand gewoon niet verder kan en ook niet verder wil, en waar de mens dan aanvoelt dat de weg van de logica hem niet meer tot een diepere kennis kan brengen. Er zijn momenten in ons leven waar ons verstand het als eerste en belangrijkste instantie gewoon niet verder aankan en waarbij ook de logica niet meer bruikbaar is. Of bent u ooit al eens uit puur rationale overwegingen echt verliefd geweest?   

Het Evangelie van vandaag gaat ook over een dergelijke moeilijke evenwichtsoefening. Het gaat hier in eerste instantie om de vraag: Wat gebeurt er na de dood? Maar eerst worden we nog geconfronteerd met Jezus’ vaststelling: „Alleen de kinderen van deze wereld huwen.”  Het is maar een heel kort zinnetje, maar het heeft in de geschiedenis van de theologie enorme sporen achtergelaten. Want o.a. met deze uitspraak werd in het verleden het grote belang van het celibaat met klem verkondigd. Het huwelijk werd geponeerd als de manier van leven hier op aarde en het celibataire leven als de manier van leven in de Hemel.  Een heel korte, volledig uit zijn context getrokken zin, met een enorme werking op de geschiedenis. Want de idee om reeds hier en nu te leven zoals in de Hemel, dat was een van de belangrijkste motieven voor het ontstaan van de grote monastieke beweging, voor het ontstaan van de grote kloosterordes. Een klein zinnetje, dat volledig verkeerd werd begrepen!  

Let op, ik ben ervan overtuigd dat er veel goede redenen kunnen zijn om iemand te laten beslissen zijn leven celibatair te leven. Maar wie de waarde van die levensvorm stoelt op dit zinnetje in het Evangelie van vandaag, wie daar zelfs uit zou willen afleiden dat het celibaat de levensvorm van de Hemel zou zijn en dat huwen daarom minderwaardig zou zijn die heeft deze tekst gewoon niet begrepen. Want het verlangen om iets te weten te komen over het leven na de dood, om u dat leven beter te kunnen voorstellen, dat verlangen heeft er dikwijls toe geleid dat men in de woorden van Jezus waardevolle mededelingen over dat leven na de dood meende te vinden. Maar Jezus heeft daar in werkelijkheid helemaal niets over gezegd. Ofschoon er in dit Evangelie voortdurend over huwen wordt gesproken, gaat het hier in werkelijkheid helemaal niet over het huwelijk in de eigenlijke betekenis. Zelfs wanneer Jezus heel beslist over de stand van zaken op dat gebied in de Hemel wordt ondervraagd, speelt het huwelijk hier geen enkele rol.  Het gaat hier namelijk helemaal niet over het „Hoe “van een leven na de dood, maar enkel en alleen over de vraag of er wel een leven na de dood is!!! Het verhaal van die beklagenswaardige vrouw, die één na één aan zeven mannen werd doorgegeven, is volledig geconstrueerd en het antwoord dat de toehoorders op die vraag willen horen doet er praktisch ook niet toe. Want in de ogen van de Sadduceeën is al die praat over een leven na de dood al even absurd als het verhaal waarmee ze Jezus hier confronteren.   

Ze wilden hier eigenlijk helemaal niets te weten komen; ze wilden geen antwoord van Jezus, want een leven na de dood was er volgens hen niet. Dat was trouwens de overtuiging van het grootste deel van het Joodse volk, zoals men tot vandaag op vele plaatsen in het oude testament kan terugvinden. Een lang leven waarin het me goed gaat en veel nakomelingen die de herinnering aan mij verder dragen, dat was voor het Joodse volk de eigenlijke vervulling van het leven. Dan zette men zich, voldaan van het leven, neer en stierf, en dat was dan definitief.     

Maar het geloof ontwikkelde zich verder en toch kunnen we in het oude Testament nalezen dat zelfs tot in het nieuwe testament de mensen van oordeel waren: zoals ik leef en de wet vervul, zo vergaat het me in het leven. Als ik goed ben, dan gaat het me ook goed. Wanneer ik van de wet afwijk, dan moet ik onherroepelijk sterven. 
Aan die zienswijze hebben de Sadduceeën tot op het laatste vastgehouden. Daarom is de ganse discussie over dit onderwerp, die zowat 3 à 400 jaar voor Jezus was begonnen, aan hen voorbijgegaan. De discussie over wat er met de rechtvaardigen zou gebeuren, met die mensen die door en door rechtvaardig zijn en die het nu, tijdens de Romeinse bezetting, zo onnoemelijk zwaar hebben. Het was een tijd waarin men de naam “Jahweh” opnieuw definieerde en leerde begrijpen als: “Ik ben er voor jullie, ook over de dood heen”.  Uit de vaste overtuiging dat God zijn mensen in het leven draagt en vasthoudt, groeide bij de mensen de hoop dat God hen ook tot over de dood heen zou dragen en vasthouden. Het geloof aan een leven tot over de dood heen is voor de Bijbel niet vanzelfsprekend, maar veeleer de consequentie uit de geloofsovertuiging dat God zijn beschermende hand over mij nooit terugtrekt – ook niet in de dood. En die toegangsweg tot een geloof aan een leven na de dood vormt het fundament van het verrijzenisgeloof van Jezus. Voor Hem was en is God altijd een God van levenden geweest – daar was hij rotsvast van overtuigd.  Daarom heeft hij de absurditeit van de vraag die de Sadduceeën Hem stelden direct ingezien en is daar ook niet op ingegaan. Hij zegt alleen: ik kan het huwelijk, zoals ik dat hier ken en beleef, toch niet vergelijken met datgene wat in het leven na de dood een rol speelt. En juist omdat ik datgene wat er dan zal zijn, niet kan begrijpen, daarom kan ik jullie ook niet vertellen of datgene wat in dit leven voor ons belangrijk is, er na de dood ook nog zal zijn en of het daar nog van belang zal zijn.  Jezus probeert de Sadduceeën te verduidelijken: wanneer jullie zulke gevolgtrekkingen maken, zoals jullie dat nu doet, dan verkondigen jullie een God van doden. Maar God is een God van het leven, die zijn beschermende hand nooit van ons wegtrekt. Waarheen die God ons dan in de dood draagt, dat kan zelfs Jezus blijkbaar niet in woorden vatten. Hoe dat nieuwe leven eruit zal zien, dat kan ook Hij ons niet laten begrijpen. Als Hij dat had gekund, en wanneer wij werkelijk in staat zouden zijn om het met ons verstand te begrijpen, dan zou Hij het ons zeker hebben verklaard.    

Zo blijft die vraag hoe het leven na de dood zal zijn voor ons dezelfde als voor het embryo in de buik van zijn moeder aan wie zijn tweelingbroertje zou vragen: “vertel me toch hoe het leven daarbuiten is”. Het kan niet anders, we moeten die vraag onbeantwoord uithouden, net zoals een ongeboren kind zijn geboorte moet uithouden. Misschien is de dood echt wel zoiets als een opnieuw geboren worden. Geen wedergeboorte naar een reeds beleefde werkelijkheid toe, maar als een tweede geboorte naar een wereld toe die met de onze even weinig vergeleken kan worden als de wereld van een Embryo met de wereld waarin het na de geboorte leeft. 

Voelt u ook dat er dingen zijn die wij met ons verstand niet kunnen begrijpen, waar onze menselijke logica aan haar grenzen komt, waar we alleen nog kunnen vertrouwen en geloven aan datgene wat Hij ons over dat andere leven heeft verteld. En zo kan ik afsluiten met een iets gewijzigde verkoop slogan van een grote Zweedse meubelketen: Denkt gij nog, of gelooft ge reeds?  Amen.