De heilige deur

Met een vals sullogisme toonde de leraar aan dat een deur overbodig is.

Een deur is open of toe.

Als ze er is om dicht te zijn, dan heb je geen deur nodig.

Als ze er is om open te zijn, heb je haar evenmin nodig en kan je die plek in de muur altijd open houden.

Maar een deur dient om nu en dan te sluiten en nu en dan te openen.

Jezus zegt dat hij de deur is (Joh. 10,7).

Hij zegt dat hij aan de deur staat en klopt (Op. 3,20).

Hij zegt ook dat wij ons moeten voorbereiden want de deur is smal (Lc. 13,22-25). Ze zou weleens voor goed gesloten kunnen zijn (Mt. 25,10-12).

Een kerk zou altijd moeten open zijn, toch overdag. Zij verwijst naar het hemelse Jeruzalem met haar twaalf prachtige poorten en daarbinnen de heerlijkheid van God die haar verlicht. “Haar poorten zullen overdag nooit worden gesloten” (Op. 21,25).

De heilige deur is een teken. Wij mogen binnen in de tempel, we maken deel uit van het volk dat God vereert. Maar God de Heer is eveneens buiten zijn tempel en is diep verscholen in het hart van elke mens. Openen of sluiten we ons hart voor God en voor de mens, die Hij liefheeft?

Het Heilig Jaar wil een stroom van genade laten vloeien. Alweer een beeld, want Gods genade is aan geen tijd en plaats gebonden.

Een Heilig Jaar

Het houden van een Heilig Jaar heeft een bijbelse oorsprong. Om de 50 jaar zou een jubeljaar gevierd worden (Lev. 25,10-17). Nogal vlug trokken mensen naar plaatsen waar heiligen werden vereerd. Hierbij kwam Rome met de relieken van Petrus en Paulus goed aan haar trekken. Paus Bonifatius VIII zou de eerste paus geweest zijn om een Heilig Jaar in te richten, dit in het jaar 1300. Het zou bij de aanvang van een nieuwe eeuw gevierd worden. Dit werd nadien op 50 jaar gebracht. Daarna werd gekozen voor een cyclus van 33 jaar en sinds 1470 werd bepaald dat een Heilig Jaar om de 25 jaar zou plaats hebben. Dit is tot nu de regel al werden er daarnaast enkele speciale heilige jaren ingericht, bv bij het herdenking van het jaar van de Verlossing (1933 en 1983) en nu in 2016 het Jaar van de Barmhartigheid. In Spanje heeft men een Heilig Jaar wanneer 25 juli het feest van Jacobus op een zondag valt.

Een Heilig Jaar is verbonden met aflaten. Dit is een heikel punt zeker met de christenen uit de reformatie. Een Heilig Jaar is vooral een oproep om in beweging te komen, om zich naar de Heer te richten en om Jezus te volgen, de dienaar van allen. We gaan op weg naar een heiligdom, naar Rome, naar basilieken, naar bisschopskerken en kerken van bedevaartplaatsen.

In Rome is tijdens een jubeljaar een bijzonder deur in de Sint-Pietersbasiliek en in andere basilieken open. Dit gebruik zou teruggaan tot paus Alexander VI (1431-1503). Deze Borgia-paus uit de Renaissance was geen heilig baasje!

Eenmaal een jubeljaar gedaan, werd de deur dichtgemetseld. Dit is sinds 1975 niet meer het geval. Een bronzen deur sluit deze nu af.

Van binnen naar buiten

In de algemene audiëntie van 18 november 2015 heeft paus Franciscus de betekenis van de deur van de barmhartigheid belicht. Samen met de deelnemers van de bisschoppensynode nodigt hij de kerk uit “haar deuren te openen om met de Heer naar buiten te gaan en de zonen en dochters op weg te ontmoeten, soms onzeker, soms verdwaald in deze moeilijke tijden.” Hij nodigt in het bijzonder “de christelijke gezinnen uit de deur voor de Heer te openen die wacht om binnen te komen met zijn zegen en zijn vriendschap. En als de deur van de barmhartigheid van God altijd open staat, dan moeten ook de deuren van onze kerken, van onze gemeenschappen, van onze parochies, van onze instellingen, van onze bisdommen altijd open staan zodat wij allen die barmhartigheid van God kunnen uitdragen. Het Jubeljaar verwijst naar de grote deur van de barmhartigheid van God maar ook naar de kleine deuren van onze open kerken om de Heer binnen te laten - of vaak om Hem buiten te laten - de gevangene van onze structuren, van ons egoïsme en van zoveel dingen.”

Paus Franciscus benadrukt dat wij door de deur van de kerk naar buiten moeten durven gaan, tot zelfs ver daarbuiten. Wie proeft van barmhartigheid, probeert voor anderen barmhartig te zijn. In het interview met pater Antonio Spadaro zei hij: “Laat ons, in plaats van enkel een Kerk te zijn die verwelkomt en ontvangt met open deuren, veeleer een Kerk proberen te zijn die nieuwe wegen bewandelt, die in staat is zichzelf te overstijgen en de hand uit te steken naar degenen die haar niet kennen, of die weggegaan zijn of onverschillig geworden zijn. Wie weggegaan is, doet dit vaak uit redenen die, wanneer men die goed begrijpt en inschat, niet noodzakelijk een terugkeer verhinderen. Maar daar is durf voor nodig, en moed.”

De open deur is een teken van welkom. Je ervaart de vreugde van thuis te zijn, ja van eens en voorgoed aangekomen te zijn.

De aartsvader Jacob zag in een droom Gods engelen langs een ladder op en neergaan (Gen. 28,12-15). God belooft hem te beschermen waar hij ook zou gaan. Verrukt over deze droom zei Jacob toen hij wakker werd: “De HEER is op deze plaats en ik wist het niet. Ontzagwekkend is deze plaats! Dit kan niet anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel” (Gen. 28,16-18).

Wij zijn mensen onderweg. Wij zijn tochtgenoten van wie ons zijn voorgegaan, We delen het verlangen en het gebed van bedevaarders van eeuwen geleden: “Open de poort die gerechtigheid heet, ik wil naar binnen en de HEER danken Hier is de poort van de HEER, hier mag binnen wie rechtvaardig blijkt” (Ps. 118, 19-20).