De beste keuze (2008)

 Een oude rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen: "Hoe kun je het moment bepalen, waarin de nacht ten einde is en de dag begint?"
"Is het het moment als je uit de verte een hond van een schaap kunt onderscheiden?" vroeg een van zijn leerlingen.
"Nee", zei de rabbi.
"Is het als je in de verte een dadelboom van een vijgenboom kunt onderscheiden?"
vroeg een ander.
"Nee", zei de rabbi.
"Maar wat dan?", vroegen zijn leerlingen.
"Het is als je in het gezicht van een mens kunt kijken en daarin je zuster of broeder ziet. Tot dat moment is de nacht nog bij ons."
(Chassidisch verhaal)

U kent allemaal de spelletjes op huwelijks-avondfeesten, meestal tussen het eten en de dans. Een daarvan is een soort quiz waarin de pas getrouwde partners aan de tand gevoeld worden over hoe goed of hoe slecht ze elkaar eigenlijk wel kennen. Meestal is dat plezierig, maar het kan ook pijnlijk zijn. Eén van de vragen die in zo'n quiz vaak gesteld wordt, is: wat zou jouw partner meenemen als hij/zij helemaal alleen naar een eiland zou moeten, slechts één iets? Je merkt aan de aarzelende antwoorden dat dit een moeilijke vraag is. Als je ze botweg aan jezelf stelt, merk je dat zeker. Het is uiteindelijk de vraag naar wat ik in mijn doen en laten voorrang geef, mijn top-prioriteit, de belangrijkste doelstelling of waarde van mijn leven. En aangezien ik net als alle mensen er naar streef gelukkig te zijn, is het de vraag naar mijn invulling van dat geluk.
U kent het refreintje van een Vlaamse schlager: "...dat heet dan gelukkig zijn". Ja, wat heet voor jou en voor mij ‘gelukkig zijn'? Wat is zo belangrijk dat ik er volop kan voor gaan? Wat vervult mij het meest? - in die mate dat, als ik het zou kwijtspelen, er ook iets van mezelf sterft. Wat is mijn schat? Wat mijn parel? Dat kan iets materieels zijn, het kan een geestelijke waarde zijn, het kan iets te maken hebben met mijn lichaam of iets met mijn ziel. Voor veel mensen is het lang te mogen leven, of de gezondheid: 'als we maar gezond zijn, dat is toch het belangrijkste, daar hangt alles van af...' hoor ik zo vaak mensen zeggen.

De liturgie van vandaag is met die diep menselijke vraag naar ons geluk bezig. De twee lezingen geven elk ook een antwoord dat in dezelfde richting wijst. De eerste lezing is aandoenlijk. God verschijnt aan Salomo, de jonge troonopvolger van zijn gestorven vader David. Salomo mag van God één wens doen, slechts één, en die zal vervuld worden. Moeilijk, want kiezen is verliezen, zeker bij jonge mensen, waar nog zoveel open ligt wat hun toekomst betreft.
Het verhaal trekt ons aller aandacht, omdat we er iets onverwachts in horen. De jonge Salomo vraagt geen rijkdom, geen lang leven, geen dood van zijn vijanden. Hij vraagt inzicht en een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken, en om goed en kwaad te kunnen onderscheiden, m.a.w. om zijn volk te kunnen dienen. God is zo geëmotioneerd dat hij Salomo veel meer geeft, alles wat die zich maar kan dromen, een geest vol wijsheid en begrip zoals geen ander mens die ooit had of zal hebben. De boodschap van het verhaal is een paradox: als ik ervoor ga, als ik durf te kiezen, en dus durf te verliezen, win ik alles. Als ik het recht van de ander als hoogste goed verkies, word ik zelf schatrijk.

Met het woordje ‘schatrijk' komen we aan onze tweede lezing. Jezus blijft maar parabels vertellen. Gelijkenissen over het koninkrijk der hemelen. Nu wordt dat koninkrijk vergeleken met een schat en een parel. Maar eigenlijk gaat de parabel over ons. Iemand vindt - toevallig, zou je kunnen zeggen - een schat in een akker, en heeft er heel zijn bezit voor over om die akker mèt de schat te verwerven. In het tweede geval gaat een koopman zelf op zoek naar een parel. Als hij een prachtexemplaar gevonden heeft, verkoopt ook hij zijn hele bezit om die parel in handen te krijgen.
In beide gevallen gaat het dus over een fundamentele keuze, waarbij ik alles wat ik heb, heel mijn leven, inzet om dat ene, mijn schat, te verkrijgen. En dat is, zegt Jezus, het Rijk der hemelen. Heeft dat Koninkrijk der hemelen dan te maken met mijn menselijk geluk? Ja, in dezelfde paradox als daarnet, bij Salomo. Als ik het geluk van de ander vooropstel, als ik radicaal betrokken ben op de ander, in lief en leed, als ik alles wat ik heb daaraan geef, verkrijg ik het Koninkrijk der hemelen. Het echte geluk. En dat Koninkrijk, dat geluk is iemand: God, een mens die mij ertoe aanmoedigt een schone mens te worden, die mijn talenten aanspreekt, die mijn eenzaamheid doorbreekt, die teder is, en haat uit mij laat wegvloeien. Het is de mooiste manier waarop wij mensen met elkaar kunnen omgaan.
En het moet nú gebeuren. Dat Koninkrijk is niet iets abstracts, een hemel dààr, heel ver qua plaats, ook niet iets nà ons leven hier. Nú moet je alles opzij zetten, weg doen, verkopen, om die ene schat te bemachtigen, en uiteindelijk echt koninkrijk te worden, en dat is: elkaar te ontmoeten in vrede, tot elkaar te spreken in eerlijke woorden, met elkaar te werken aan een rechtvaardige verdeling van wat de aarde geeft. Kortom samen diep gelukkig te zijn. Jezus heeft ons die paradox voorgeleefd. Als wij nu al in die dynamiek leven, zal onze dood die liefde niet kapot maken, maar - zo geloven wij - zal God zelf onze liefde verankeren in zijn Liefde.

Het gaat hier eigenlijk om een radicale keuze. Op een andere plaats in het evangelie zegt Jezus duidelijk: zoekt eerst dat Koninkrijk en de rest wordt er je bijgegeven. Laat de zelfvergeten liefde jouw prioriteit zijn, jouw schat, het belangrijkste in je leven. Is dat niet te hoog gegrepen voor ons, mensen die al zoveel werk hebben met de kleine dingen des levens, met materiële zorgen? Ik denk dat die prioriteit en de zogenaamde kleine zaken elkaar niet hoeven uit te sluiten Integendeel.

Laat me nog een hedendaagse gelijkenis vertellen.
Het is een echt gebeurd verhaal, over een groep bedrijfsleiders die een seminarie volgen rond ‘timemanagement', hoe je je tijd het best organiseert. De spreker start zijn uiteenzetting door enkele grote stenen in een bokaal te leggen tot wanneer die tot de rand is gevuld. Hij vraagt aan de deelnemers of de bokaal gevuld is. Zij beamen dat. Dan haalt hij een zak kiezelsteentjes vanonder de tafel en giet die in de bokaal tot deze tot aan de rand gevuld is. De kiezelsteentjes vullen de gaten tussen de grote stenen. ‘Is de bokaal nu vol?' vraagt de spreker. De aanwezigen knikken, maar dan giet de man een zak fijn zand over de bokaal en het zand verspreidt zich tussen de talrijke stenen en steentjes tot wanneer het geheel ondoorzichtig is geworden. Weer vraagt hij of de bokaal vol is. Enkelen aarzelen nog, terecht want hij haalt nog een emmertje water vanonder de tafel en slaagt erin ook deze emmer in de bokaal te gieten. "Wat kunnen we leren van dit beeld?" vraagt de spreker. Iemand oppert dat een agenda nooit zo vol kan staan dat er niet nog iets bij kan, een ander meent dat er altijd onverwachte zaken zijn die je agenda volmaken... Maar de inleider zegt dat hij met het beeld iets anders voor ogen heeft: dat je er namelijk moet voor zorgen dat de grote stenen, de belangrijke dingen het eerst in de bokaal moeten geplaatst worden, want die krijg je er nooit meer in wanneer het kleine grut er eerst in ligt.

Het belangrijkste eerst, inderdaad, maar ik heb ook nog een andere interpretatie van het verhaal. Je kunt namelijk de bokaal maar echt als vol zien, omdat de lege plekken, de gaten die door de positie van de grote stenen ontstaan zijn, gevuld worden door kleine steentjes en zand, en water. Met andere woorden, iets kan maar voor vol worden gezien omdat er zoiets is als de combinatie van groot en klein, het samengaan van zaken die voorrang hebben en zaken die secundair zijn, waarbij - als je goed kijkt - de belangrijke dingen alléén, de grote keien in de bokaal, zeer veel plaats laten verloren gaan, die precies door de minder geachte zaken én, let wel, zij alleen zijn daartoe in staat, kunnen gevuld worden, en - wat meer is - een zekere stevigheid of stabiliteit geven aan de belangrijke dingen. Zit ons leven niet zo in elkaar? Ons dagelijks doen en laten als combinatie van grote keien en kiezelsteentjes en zand.... en mag ik jullie verklappen dat, als ik het verhaal vertel, ik eigenlijk het kruikje water dat er op het einde bijgegoten wordt, vervang door twee kopjes koffie.
Ook als alles vol zit, propvol, kan er nog altijd wat tijd af om met je tweetjes gezellig een kop koffie te drinken... en met elkaar te delen wat je echt van binnen bezighoudt. Dat kan zo'n deugd doen. En heeft dat ook niet alles te maken met het Koninkrijk der hemelen? Onze grote keuze is maar mogelijk bij de gratie van de kleine dingen die aan die keuze de stevigheid verlenen. Ze hebben elkaar nodig. Onze schat blijft het best bewaard, ja vermeerdert door de kleine daden van goedheid.