Paasgeloof (2005)

Het evangelie dat we vandaag lezen is nogal vreemd. Niet zo erg geschikt voor een paasviering, zou je denken. Er is geen sprake van uitslaande paasjubel. Geen triomferende leerlingen die resoluut naar buiten treden. Geen krachtige boodschap: Hij is verrezen. Veeleer bedenkelijke gezichten. Niet goed wetend wat ze er van moeten denken. Toch maar vreemde verschijnselen. De zwachtels die er liggen: alsof iemand er uitgestapt is, zoals men zijn kledingstukken achteloos achter zich laat neervallen. En dan die zorgvuldig opgevouwen zweetdoek die ergens apart is neergelegd. Hoe rijm je het allemaal samen? Het lijkt wel of de verteller wil suggereren: hier is geen sprake van diefstal. Dat kan gewoon niet op die manier. Het is algemeen bekend dat de roddel van lijkdiefstal al vroeg werd rondgestrooid door bepaalde joodse leiders. "Laat je niet beetnemen door de prietpraat van die aanhangers van Jezus. Ze hebben gewoon zijn lijk weggehaald." Klaarblijkelijk wil Johannes dit punt helder hebben.
Maar toch heeft dat merkwaardig genoeg niet tot gevolg dat Petrus tot geloof komt. Alleen over de geliefde leerling valt een positief licht. Hij zag en geloofde, staat er. Wat dan weer in twijfel wordt getrokken door de volgende zinsnede dat ze toch nog de schriften niet hadden begrepen. Ingewikkeld dus.

Met die korte typering van de geliefde leerling worden ons twee belangrijke termen toegespeeld. Het gaat bij het verstaan van verrijzenis klaarblijkelijk om 'zien' en 'geloven'. Ze spelen ook een cruciale rol in de processen die zich kort na Jezus' dood onder mensen afspelen. Dat merk je goed aan de beweging in het verhaal. Mensen rennen over en weer. Brengen elkaar boodschappen over. Vaak verwarde boodschappen. Soms stoten ze op ongeloof. Dat over en weer geloop wil iets oproepen over het ontstaan van het paasgeloof.

Het begint met Maria Magdalena. Vroeg in de morgen, het was nog donker. In de taal van Johannes wil dat symbolisch begrepen worden: Maria tast nog in het duister, ze is helemaal niet voorbereid op het gebeuren van de verrijzenis. Ze staat nog niet in het licht van diegene die gezegd heeft het licht der wereld te zijn. Ze wordt nochtans getekend als iemand die Jezus een grote genegenheid toedraagt. Bij het graf aangekomen ziet ze dat de steen is weggerold. En dan, vreemd genoeg, gaat ze niet naar binnen, ze gaat niet kijken, maar ze snelt naar Petrus en de door Jezus beminde leerling. En ze zegt dat ze Jezus hebben weggenomen. Het geopende graf is voor haar helemaal geen teken van verrijzenis. Ze heeft nog niet gezien. "Wij weten niet waar ze hem hebben neergelegd", zegt ze.
Vervolgens ontstaat er een wedloop onder de leerlingen. Petrus en de door Jezus beminde leerling lopen om het hardst. Het verhaal schijnt te suggereren dat de geliefde leerling dichter bij Jezus staat dan Petrus. Niet alleen omdat zijn vriendschap hem vleugels geeft, maar ook omdat hij beter ziet, beter begrijpt. "Le coeur a ses raisons ...". Hij kijkt als eerste in het graf maar gaat niet naar binnen. Hij laat Petrus voorgaan. Petrus, binnen getreden in het graf, neemt het initiatief voor een grondig onderzoek. Hij stelt het allemaal vast en realiseert zich ten volle het bevreemdende van het lege graf. De geliefde leerling, vertelt de evangelist, die op zijn beurt het graf is binnen gekomen, ziet en gelooft. De vermelding is duidelijk en wil iets zeggen over het zien van de leerling. Het zien met het hart begrijpt meer dan de naakte feiten vertellen. En toch spreekt de evangelist nog van een beginnend geloof. Het hart snelt weliswaar vooruit naar wat nog niet helder kan gezegd worden, maar ook hij begrijpt nog niet het verband met de schriften.

Het paasgeloof is ontstaan in dat ingewikkeld proces dat die eerste leerlingen na Jezus' dood hebben doorgemaakt. De ontgoocheling, de ontreddering: daar dienden ze doorheen te komen. En daartoe hebben ze elkaar nodig. Daartoe hebben ze ook hun schriften nodig, hun traditie. Die moeten hen op weg helpen. Die moeten met nieuwe ogen gelezen worden. Daar zijn alle talenten voor nodig waar mensen over beschikken. Verstand en gevoel, zin voor traditie en openheid voor nieuwe inzichten.

Laten we duidelijk wezen: er hebben zich geen miraculeuze feiten voorgedaan. Alle evangelisten geven op de hun eigen manier te kennen dat het paasgeloof er niet vanzelf gekomen is. Er is sprake van een breukmoment, van niet zien, niet geloven. Daar moeten ze doorheen: de argwaan dat het toch allemaal niets uithaalt, dat Jezus weliswaar mooie dromen koesterde en prachtig kon vertellen, maar je moet goed blind of gek zijn om te geloven dat zijn droom kans op slagen maakt. Hun ogen dienen geopend om te zien dat de droom van Jezus inderdaad in de lijn ligt van de schriften. Het is er de bekroning van. Dat inzicht kan hen opnieuw op weg zetten.

Er is van de verrijzenis geen overtuigend bewijsmateriaal. Behalve de doorbraak die zich bij de leerlingen heeft doorgezet. En die is er niet gekomen zonder slag of stoot. Want er is nog meer over en weer geloop in ons evangelieverhaal. Wellicht wordt daarin een spanningsveld uit die beginperiode weergegeven.

Staan Petrus en de geliefde leerling niet voor twee houdingen, of twee types van geloof die het nogal eens moeilijk hebben met elkaar? Het is niet zonder reden dat het juist deze twee leerlingen zijn die door Maria benaderd worden. Ze vertegenwoordigen het gezag in de persoon van Petrus, de liefde in de persoon van de geliefde leerling. Deze hoeven uiteraard niet tegen elkaar uitgespeeld te worden. Ze moeten wel beide aan hun trekken komen. Dat geldt niet alleen voor de jonge kerk. Het blijft van kracht vandaag. Het gezag is niets waard wanneer het niet door liefde gestuwd wordt. Maar ook: christelijke liefde is illusie wanneer ze niet gegrond is in Jezus' levensvoorbeeld.

Het wordt mooi samengevat in die eerste lezing uit de Handelingen. Petrus geeft een geconcentreerd beeld van Jezus' optreden tijdens zijn leven. Dat leven mondt niet uit in de dood, maar in de opdracht die zij van de verrezene hebben gekregen. Mensen zijn op elkaar aangewezen, ieder met zijn/haar eigen talenten. Zonder elkaar komen we er niet door. Zonder geloofsgemeenschap, geen paasgeloof.