Blijde inkomst (2005)

De eeuwenoude traditie van de 'Blijde Inkomst' wil dat een vorst naar de voornaamste steden
van het gebied komt waarover hij gezag zal voeren en er door de inwoners feestelijk wordt onthaald.
Alle evangelisten beschrijven hoe Jezus op die manier zijn vorstelijke intocht in de hoofdstad Jeruzalem heeft gehouden.
Maar bij hem was die blijde inkomst een regelrechte provocatie van de gevestigde gezagdragers. De gevolgen daarvan zijn hem niet bespaard gebleven.
Ze worden beschreven in het lijdensverhaal dat op Palmzondag wordt gelezen.

Het evangelie beschrijft uitvoerig hoe Jezus zijn intrede in Jeruzalem weloverwogen heeft georganiseerd. Matteüs ziet het als een vervulling van een oude profetie. Jezus wilde geen paard als rijdier, hij koos twee ezels. Koning, zeer zeker, maar niet gesteld op pracht en praal, boven het volk verheven. Een zachtmoedige koning, "bekleed met gerechtigheid en zege", voorspelde de profeet Zacharia (9,9). Onaangekondigd, maar door het volk onmiddellijk herkend en geestdriftig binnengehaald. Voor de joodse overheden was dit een spectaculaire slag in het gezicht. Ze zouden het er dan ook niet bij laten.

Jezus begon helemaal niet op te treden als de zachtmoedige koning uit de profetie van Zacharia. Van meet af aan maakte hij duidelijk dat hij gekomen was om orde op zaken te stellen. Hij ging direct naar de tempel en hield er grote schoonmaak, nogal hardhandig. Volgens het Johannesevangelie (2,15) gebruikte hij als bezem een zweep om de verkopers en sjacheraars af te tuigen. 'Dat is hier mijn huis en het moet een huis van gebed zijn. Weg, jullie allemaal, je hebt er een rovershol van gemaakt!' In één moeite genas hij de blinden en verlamden die daar waarschijnlijk zaten te bedelen. Zij waren er op hun plaats, maar niet als sukkelaars die van aalmoezen moesten leven. Nu ze van hun kwaal bevrijd waren, konden ze in de tempel blijven om te bidden, ofwel moesten ook zij eruit.
En wat Jezus de dag nadien deed met de vijgenboom waarop hij geen vrucht vond zijn honger, getuigt, zacht gezegd, in elk geval niet van zachtmoedigheid. Een levenskrachtige boom doen verdorren! Het zal wel waar zijn dat we dit niet letterlijk mogen verstaan. Matteüs bedoelt en beschrijft het als een symboolhandeling - niet echt gebeurd - die moet tonen waartoe een sterk geloof in staat is. "Alles waarom jullie in je gebeden vragen zullen jullie krijgen, als je maar gelooft" (Matteüs 21,22). Maar een boom doen verdorren blijft toch een hardvochtig staaltje van een sterk geloof.

Verderop bij Matteüs (23,1-36) staat uitgebreid te lezen hoe Jezus de religieuze leiders van zijn volk in bikkelharde termen de mantel heeft uitgeveegd. Blijkbaar rekende hij dat tot zijn opdracht, al wist hij goed dat hij daarmee zijn doodvonnis tekende. Maar hij is er niet voor teruggeschrokken.

Op Palmzondag wordt het evangelie van Jezus' intocht gelezen bij de wijding van de palmtakken. Nadien trekt de gemeenschap processiegewijs de kerk binnen. Op deze zondag gebeurt metterdaad wat in elke eucharistieviering aan het begin van het tafelgebed wordt gezongen of gebeden. 'Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in den hoge!' Op deze zondag krijgt het een bijzondere nadruk. We gedenken wat Jezus gedaan en gezegd heeft toen hij weloverwogen zijn lijden en dood tegemoet begon te treden. We gedenken hoe hij zich als zachtmoedige koning heeft laten bespotten en zijn macht niet heeft gebruikt om aan de dood te ontsnappen. Misschien doen we er goed aan ook terug te denken aan wat de vijgenboom met alleen maar bladeren overkomen is. 'Hosanna' roepen volstaat niet. We moeten ervoor zorgen geen veroordeling op te lopen omdat ons geloof in de verheerlijkte Christus te gemakkelijk bij vrome woorden blijft.