32e zondag door het jaar C (2001)

Het evangelie dat dit weekeinde wordt gelezen lijkt de komische toer op te gaan. Er staat daar een vrouw in de hemel te pronken met zeven mannen! Het zijn de Sadduceeën die dit nummertje opvoeren om het geloof in het leven over de dood belachelijk te maken. Want zelf geloven ze daar niet in. In een typisch rabbijns twistgesprek met Jezus proberen ze hem te strikken. Het verrijzenisgeloof wordt het voorwerp van een discussie-spelletje.
Maar op vandaag is dit geloof letterlijk doodernstig. Een zekere professor Richard Dawkins uit Oxford schreef daarover een uitdagend artikel. Hij stelt dat uiteindelijk het vaste geloof in een leven over de dood heen de oorzaak was van de terreurdaden op 11 september. Want de zelfmoordpiloten waren extreme moslim-fundamentalisten die onwrikbaar vast geloofden dat ze als martelaars triomfantelijk in het paradijs zouden opgenomen worden. Daar wachtten hen dan nota bene 72 maagden als beloning. Nog wat anders dan één vrouw met 7 mannen! Dawkins is niet mals voor de consequenties! " Het geloof in het hiernamaals is de meest gevaarlijke onzin", schrijft hij. En verder: "Godsdienst is zoveel als geladen wapens verspreiden op straat. Je moet niet verbaasd zijn als ze gebruikt worden!"
Inderdaad dus een 'doodernstige' kwestie. Want dit geloof heeft niets en niemand ontziende terreurdaden aangericht. Zo'n geloof moet uitgeroeid worden. Dawkins staat duidelijk aan de kant van de Sadduceeën. Hij zal het geloof in een hemel met 72 maagden voor één man al even belachelijk vinden als het verhaal van de Sadduceeën met de zeven mannen voor één vrouw. Dat vinden wij trouwens ook. Maar iets anders is het hiernamaalsgeloof zelf en de voorstelling ervan. En nog iets anders is de vraag of ons geloof in een hiernamaals inderdaad gevaarlijke onzin is.
Het woord 'verrijzen' is beeldspraak. Het betekent letterlijk opstaan uit de slaap. Dat wordt dan toegepast op het verrijzen of opstaan uit de dood. Maar wat gebeurt na de dood is niet meer te verwoorden met onze taal. Niemand kan zeggen "ik ben dood" als hij/zij overleden is. 'Verrijzen', 'hiernamaals' en 'hemel' zijn allemaal menselijke woorden over een bestaanswijze die buiten de grenzen van ruimte en tijd ligt. Wij mensen kunnen niet om de hoek van de dood kijken. De dood is voor ons een absolute grens. We zeggen dat het 'andere' leven aan de overkant van de dood 'onsterfelijk' is. Het overstijgt onze sterfelijkheid. Maar hoe dat overstijgen is, hoe het 'verrijzenisleven' is , is niet vast te stellen . De Sadduceëen begaan de fout dat ze de hemel zien als een verlenging van dit aardse bestaan. Jezus maakt duidelijk dat de hemel geen binnenwerelds gebeuren is. Er wordt dus niet meer gehuwd. En de doden zijn in het 'andere leven' als 'engelen' of 'kinderen van de verrijzenis' en 'kinderen van God'. Je zou kunnen zeggen: de doden zijn in de hemel dezelfden, maar het is niet meer hetzelfde als hier.
In tegenstelling met de Sadduceeën gelooft Jezus wèl in een hiernamaals en in een nieuw en ander leven over de dood heen. In hun twistgesprek betaalt Jezus de Sadduceën met gelijke munt. Want hij citeert een tekst uit de Tora van Mozes die de Sadduceën ook aanvaarden. De tekst waar God spreekt tot Mozes in het verhaal van de brandende doornstruik (Ex.3):"Ik ben de God van Abraham, de God van Isaac,de God van Jacob." Jezus proclameert dat de aartsvaders voor God niet dood en begraven zijn. Voor Hem zijn ze levenden. De verbondenheid is door de dood niet verbroken. Voor God leven ze allemaal. Hij is een God van mensen. Hij keert zich onvoorwaardelijk naar ons. Hij is Jahweh: "Ik zal er zijn." Hij is er in het leven en bij de dood. Hij gaat mee met zijn mensen, zijn "kinderen". Hij gaat met ons mee door de dood heen. Psalm 16 verwoordt het zo innig:" Aan de macht van de dood geeft Gij mij niet prijs, in vreugde ben ik bij U, God, voorgoed."
Is dit alles geen wishful thinking? Onze wensen, onze dromen voor werkelijkheid nemen? Is het geen illusie? Geen 'projectie'? Is geloven in eeuwig leven niet veroorzaakt door onze behoefte aan zin, aan een doel in het leven, en vooral een houvast om het uit te houden als het heel moeilijk is? Maken we onszelf niets wijs?
Het is niet omdat we behoefte hebben aan 'iets' dat dit 'iets' (nl. het hiernamaals) bestaat of niet bestaat. Als we spreken over 'projectie' weten we ook dat het geloof in eeuwig leven botst met onze behoefte aan verstandelijke zekerheid en inzicht. De vraag is ook waarom mensen van alle tijden en beschavingen nood hebben aan zo'n 'projectie'. De dood als definitief einde is blijkbaar niet zo vanzelfsprekend. Zeker niet voor de liefde. En het zijn de liefdeservaringen van mensen die ons een vermoeden geven van wat met hiernamaals en eeuwig leven kan bedoeld worden. De liefde overstijgt hier op aarde reeds tijd en ruimte. Er is een 'warme' liefde tussen mensen, maar niet van 100 Celsius. En er is 'veel' liefde tussen mensen, maar niet van 100 meter .of van 55 kg. Als de kracht van de liefde reeds het materiële overstijgt, zou de kracht van Gods Liefde dan niet de dood kunnen overstijgen? We kunnen ook spreken van transformatie. De liefde ervaart de geliefde medemens als zoveel meer dan een lichaam. De liefde maakt de geliefde mooi, goed en beminnenswaard. De geliefde is uniek en anders dan alle anderen. Een God die ons persoonlijk bemint, die ons kent bij name, onze schepper en Vader, kan ons sterfelijk bestaan transformeren tot een hemels onsterfelijk leven. Zo mogen we geloven. In dit verband wijst men graag naar het beeld van de trage lompe rups die zich inspint en zich ontpopt tot een mooie vlinder die snel en sierlijk zich in het zonnige licht vliegend koestert. Wat een wonderlijke transformatie van een en hetzelfde wezen!
Ook in het hiernamaals-geloof gaat het om dezelfde mens die over de dood heen wordt getransformeerd. Het bestaan in het 'andere' leven is hoe dan ook het bestaan van een mens. Niet het vrijkomen van een onsterfelijke ziel uit de kerker van het lichaam. Dat was de Griekse opvatting. In de joods-christelijke traditie gaat het om 'lichamelijke verrijzenis', wat betekent dat de mens die anders en nieuw leeft over de dood menselijk blijft. Paulus spreekt daarom van een 'vergeestelijkt lichaam'. Maar ook deze benaming verwijst naar een onvoorstelbare werkelijkheid. Het leven over de dood heen is deelhebbing aan het leven van de Eeuwige. Onze verbondenheid met hem is daarvoor de grondslag.
Rest nog de uitspraak dat het verrijzenisgeloof gevaarlijk zou zijn. Dat hebben we vroeger nog gehoord. Marx vond dit geloof 'opium van het volk'. Gevaarlijke bedwelming. Een zoethoudertje. En ook een koesthouder. Opdat mensen niet in opstand zouden komen tegen het onrecht en de uitbuiters aanklagen. Het gevaar van het verrijzenisgeloof is dat we het hierNUmaals zouden ontvluchten en ons zouden ontrekken aan onze verantwoordelijkheid. Jezus zelf heeft zieken niet naar een 'later' leven verwezen, aan de overkant van de dood, waarin alles terug goed zou komen. Hij heeft ziekte bestreden en mensen genezen. Ook de preekverhalen over het dode dochtertje van Jaïrus, de jongen van Naïm die begraven werd, en Lazarus die al vier dagen in het graf was, verkondigen een Jezus Christus die een is met God "die de doden doet leven".
Jezus stond eveneens in verzet tegen alle vormen van onrecht en mensonwaardigheid. Hij nam het op voor armen, misdeelden en onreinen. Het Rijk Gods van gerechtigheid, liefde en vrede dat Jezus preekte was wel degelijk een Rijk Gods voor hier en nu. En voor hem is het ook de liefde die nu reeds eeuwigheidswaarde heeft. Daarom kon Johannes schrijven: "We zijn overgegaan van de dood naar het leven, omdat wij onze broeders liefhebben"(1 Joh.3,14) De liefde van mensen, die de liefde is van God in ons, is sterker dan de dood. Deze hoop doet ons leven in de liefde waarin wij geloven.