Geloven is een werkwoord (2007)

Op de jongste bijeenkomst van onze gezinsgroep ging het over ‘de kern van de christelijke boodschap'. Iedereen had het goed voorbereid. We konden het allemaal goed verwoorden.
Tegen het einde vertelde een oma wat ze ervaren had met haar kleinkind van een jaar of vijf.
Toen het kind op bezoek kwam, was de opa niet thuis. Zijn eerste vraag was dan ook: ’Waar is opa?’
‘Die is naar de kerk.’ ‘Wat is dat de kerk?’ ‘Dat is dat grote gebouw met die hoge toren op het einde van de straat.’ ‘En wat doet opa in de kerk?’ ‘Hij is daar aan het zingen met het zangkoor.’
‘Waarom doet hij dat?’ ‘Om te oefenen voor als de mensen samen komen in de mis, zoals Jezus gevraagd heeft.’ ‘Jezus, wie is dat?’ ‘Dat is een heel goeie man die nooit iets kwaads heeft gedaan en gevraagd heeft dat wij goed zouden zijn voor elkaar, vooral arme en zieke mensen zouden helpen en elkaar gelukkig zouden maken.’
Na een langere stilte… ’Doe jij dat oma?’ Nog langere stilte. Einde van het vraaggesprek.

De kern van de boodschap! Uit de mond van een onbevangen kind! Wij hadden het niet moeilijk met het verwoorden van die ‘kern’, maar wel met antwoord te geven op die laatste vraag van het kleinkind. We beseften allemaal dat het daarom draait. Het is ook de laatste vraag van het evangelie van vandaag: ‘Zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?’ Geloof is een werkwoord! Doen wij dat? Doen wij het evangelie? Volgen we Jezus na?

Voor Jezus die laatste vraag stelt, vertelt hij een verhaal, een gelijkenis, om iets duidelijk te maken over God. Het gaat om een rechter die zich niet bekommert om God noch gebod. Hij wordt ‘onrechtvaardig’ genoemd, d.w.z. hij is corrupt en laat zich omkopen. Een weduwe komt herhaaldelijk bij hem, omdat haar onrecht is aangedaan. Ze weigert er zich bij neer te leggen. Ze was een machteloze vrouw, die geen steekpenningen kon geven. Ze kon alleen de rechter vervelen met haar eindeloze bezoeken. Het is blijkbaar een kranige vrouw die je niet zonder handschoenen kon aanpakken. Want als de rechter uiteindelijk toegeeft en haar recht verschaft, is het omdat hij bang is van haar. Er staat wel dat hij het doet om van haar eindeloos gezeur af te zijn, maar eigenlijk staat er letterlijk: ‘Anders komt ze mij nog een blauw oog slaan!’ Dat kon de onrechtvaardige rechter zich echt niet permitteren. Hij zou het mikpunt van spot geworden zijn en door iedereen uitgelachen, omdat hij zich door een vrouw een blauw oog had laten slaan! Jezus zegt: Als zo’n man uit schrik die weduwe recht verschaft, hoeveel te meer zal God recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot hem roepen. Hij zal niet onbewogen blijven.’

Om goed te begrijpen wat Jezus bedoelt, moeten we weten dat God in het Oude Testament de rechter van de weduwen wordt genoemd. Een rechter trad op in naam van God. Hij was alleen aan God verantwoording schuldig. Het was zijn plicht de door God beloofde gerechtigheid te brengen. Zeker aan alle machteloze en zwakke mensen, zoals een weduwe. We zingen het zo mooi in een lied naar psalm 72: ‘Hij zal opkomen voor de misdeelden, recht doen aan de minsten der zijnen… Hij zal de redder zijn van de arme, een vriend voor hem die niemand heeft. Voor kleine mensen is hij bereikbaar, de rechtelozen geeft hij hoop.’

Dat rijk van gerechtigheid heeft Jezus beloofd aan de talloze kleine mensen die hem volgden. Daarom hebben de leiders van het volk Jezus beschuldigd als opstandeling die onrust bracht. Als je de gerechtigheid preekt, kan je niet tegelijk partij trekken voor de onderdrukkers.

Opkomen voor armen, onderdrukten, kleine mensen, komt zomaar niet uit de lucht vallen. God blijft niet onbewogen bij het leed van mensen. Hij bekommert zich om ons, mensen. Hij is een betrouwbare God. Hij is er altijd om ons, vanuit de kracht van zijn Geest, tot bewogenheid te brengen. Door te bidden veranderen we God niet. Hij blijft altijd een God van Liefde. Het gebed verandert ons. Tot mensen die anderen dragen en bemoedigen. Bidden is nog meer ons hart open stellen voor Gods bewogenheid en daarom zelf in beweging komen naar mensen toe. Daarom is de vraag van Jezus dezelfde vraag als van dat kleinkind dat aan haar oma vroeg: ‘Oma, doet gij dat?’ Jezus vraagt aan ieder van ons: ‘Doe jij wat je gelooft?’ Alleen dan brengen we God nabij en is hij present in deze wereld om haar te maken tot een rijk van gerechtigheid.