Waar je schat is (2007)

Schatje, zo noem je je echtgenoot, zei iemand tegen een vriendin. Maar neem me niet kwalijk, hij is helemaal niet schattig, integendeel. Vraag het maar aan jullie vrienden of aan je kinderen. Reactie van de vrouw: dat kan best, maar hij is mijn schat, want ik zie hem gaarne. Wie zal haar geen gelijk geven? Met een liefhebbend hart zie je scherper dan met je nuchter verstand. Waar je met je hart bent, daar is je schat. Ook het omgekeerde is waar. Waar je schat is, daar zal je hart zijn. Zo staat het in het evangelie dat we vandaag lezen.


"Vrees niet, kleine kudde." Toen Lucas dit schreef, waren er al op veel plaatsen gemeenschappen van christenen, maar overal vormden ze een kleine minderheid die blootstond aan bedreigingen van buitenaf en leed onder interne verdeeldheid. Maar ze hadden goede redenen om niet bevreesd te zijn. God had hun een grote schat geschonken: niets minder dan zijn koninkrijk. Vroeg of laat zou het hen te beurt vallen. Naar die schat moesten ze hun hart laten uitgaan.

 

Vrees niet kleine kudde: het kon ook vandaag geschreven zijn. Op veel plaatsen vormen christenen, en zeker kerkgetrouwe katholieken, een klein geworden minderheid. Ze moeten niet vrezen voor bedreigingen van buitenaf, ze vrezen voor hun toekomst. Volgens menselijke maatstaven ziet die er somber uit. Maar volgens het evangelie hebben ze geen redenen om te vrezen, als ze tenminste oog en hart hebben voor de kostbare schat van Gods koninkrijk. Daar komt het op aan.

Gods koninkrijk: we nemen die woorden gemakkelijk in de mond, sommige predikanten om de haverklap. Maar wat stellen we er ons bij voor? Meestal waarschijnlijk niets. Het staat nochtans in het onzevader, als we er even over nadenken. Gods koninkrijk is het gebied waarbinnen zijn naam wordt geheiligd en zijn wil wordt gedaan. Dat gebeurt uiteraard in zijn hemel, maar ook binnen de ruimte waarin we nu leven, waar bij wijze van spreken de hemel op aarde komt.

Misschien zegt u: als dat al gebeurt, valt er toch weinig of niets van te bespeuren. Volgens het evangelie zien we het niet omdat we er niet met een onverdeeld hart op betrokken zijn. Waar je met je hart bent, daar is je schat. Maar als er gesproken wordt over een hemel op aarde zullen weinig mensen denken aan Gods koninkrijk. Onlangs kwam uitgebreid in de media dat de Vlamingen volgens de jongste statistieken tot de rijkste Europeanen behoren. Misschien niet tot de gelukkigste, maar daarover valt uit zulke statistieken niets af te leiden. Hoe ook, voor buitenstaanders, en misschien ook voor henzelf, lijkt dit wel de hemel op aarde. En daarbij denken ze niet direct aan Gods koninkrijk.

Volgens Matteüs 13,44 is Gods koninkrijk een verborgen schat. Je moet er een fijne neus - een fijngevoelig hart - voor hebben om hem te ontdekken. Alleen wie zuiver van hart is kan God zien waar hij zich toont en aan het werk is (Matteüs 5,8).
Lucas zegt het anders. Hij spreekt van verwachten, wachten en waakzaamheid. Wie met heel zijn hart op Gods koninkrijk staat afgestemd, geeft niet toe aan ontmoediging omdat er niets lijkt van te merken. Hij wordt het wachten niet beu en zit intussen zijn tijd niet te verdoen. Hij blijft er met brandende lampen gespannen naar uitkijken en herkent dan ook de tekenen waarin het verschijnt.

Veel moeilijker ligt het met de radicale uitspraak van Lucas over materiële rijkdom: alles verkopen en als aalmoes weggeven. Maar er zit een diepe waarheid in. Als je je hart aan Gods koninkrijk hebt verpand, zal je het losmaken van zijn gehechtheid aan alle andere schatten die minder waard zijn. Je zal ze waarderen en er gebruik van maken in het licht van die ene overtreffende schat. Dat noemt het evangelie het wijze rentmeesterschap. Het is een lastige opgave en het zal je wel nooit helemaal lukken, maar je probeert met vallen en opstaan te volharden.

Waar ligt onze schat? Het is goed dat we het ons regelmatig afvragen. Het hangt af van de gerichtheid van ons hart. Daarom is het goed in eigen hart te kijken. In ieder mensenhart zit verdorvenheid. Een vertroebeld hart maakt doof en blind. Het verstopt de toegang tot God en de medemens. We moeten ons hart willen zuiveren en zijn richting bijsturen. Een zuiver en liefhebbend hart ziet scherper dan een nuchter verstand. Als we het zuiver afstemmen op Gods koninkrijk, zien we scherper waar zijn naam wordt geheiligd en zijn wil wordt gedaan. Dat gebeurt op veel plaatsen en veel manieren. Niet alleen in de kerk waar gelovigen 'Heilig, heilig, heilig' zingen en waar de voorschriften van de kerkelijke moraal worden nageleefd. Het gebeurt overal waar mensen er zich op toeleggen zo goed te zijn als God, ook als ze zijn naam niet noemen.

Als we met ons hart bij Gods koninkrijk zijn en het onzevader blijven bidden, mogen we erop vertrouwen dat zijn tekenen zullen herkennen waar het gebeurt. We kunnen ze ook tonen aan anderen die door vrees en ontmoediging bevangen zijn. En we zien ook hoe we er het onze kunnen toe bijdragen opdat Gods naam wordt geheiligd en zijn wil wordt gedaan.