Daarvan getuigen wij

Beste vrienden,

Hebben jullie het gehoord, In het midden van de lezing van vandaag zegt Petrus: “Daarvan getuigen wij!”, en in de slotzin van het Evangelie horen we uit de mond van Jezus: “Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen!” Dat is het dus wat de blijde boodschap nodig heeft: getuigen! Hier is niet in de eerste plaats sprake van theologen en vakmensen, van professoren en ambtsdragers, van organisatoren en leden van een kerkbestuur. Die hebben we misschien ook wel allemaal nodig, maar het Evangelie heeft in de eerste plaats getuigen nodig: mensen die niet alleen iets over Jezus en zijn boodschap weten, maar mensen die Hem hebben ontmoet en voor wie die ontmoeting zo ingrijpend was dat ze het vuur dat ze in zich voelen ook verder kunnen uitdragen.

Nu denkt u natuurlijk terecht: “in Gods naam, dat gaat hier toch niet over ons, over mij. Wat zou ik al kunnen gezien hebben? Wat zou ik uit eigen ervaring kunnen getuigen? Tenslotte zijn de meesten onder ons goede christenen omdat onze ouders ons als kind hebben laten dopen. En toch ben ik ervan overtuigd: Ook wij, U en ik, kunnen uit eigen ervaring meepraten. Ook wij hebben genoeg “ervaren” om, zoals de apostelen, “getuigen van de verrijzenis” te zijn. Waarom zitten we anders hier in de viering?  Wij hebben toch ook ooit, zoals de leerlingen van Emmaüs, kunnen zeggen: „Brandde ons hart niet toen Hij onderweg met ons sprak en de schriften voor ons ontsloot?” Toen onze ogen open gingen en we vanuit onze droefheid nieuwe wegen leerden te bewandelen. Toen we nieuwe zekerheid kregen en ons de moed werd gegeven om een belangrijke beslissing te nemen?  

De ene of de andere zal nu wel zeggen: „Maar daarom ben ik toch nog niet geschikt om als getuige op te treden” Om over iets te getuigen moet je zelf ook heel overtuigd van je zaak zijn ; Neem bv de getuigen van Jehova. Hoe dikwijls zeggen wij niet: „Met zoveel overtuiging zou ik niet voor mijn geloof durven uitkomen. Zo maar van deur tot deur gaan en totaal vreemde mensen aanspreken – dat is niets voor mij. En de meesten zouden dat vermoedelijk ook helemaal niet willen. Die manier van getuigen ligt mij niet en ze stuit me zelfs tegen de borst.

In de Bijbel heeft het “getuige zijn” ook een heel ander gezicht. Hoe moeilijk hadden die vrouwen, en ook de mannen, het niet om die boodschap van de verrijzenis te vertrouwen. Nog lange tijd na Pasen horen we heel lapidair: “ze schrokken en grote angst overkwam hen.”  En Petrus, die tegenover een groot aantal mensen getuigenis van de verrezen Heer aflegt, zal ook niet hebben vergeten hoeveel twijfels er bij hem op zijn gekomen en hoe snel hij er in de voorhof van de hogepriester toe werd verleid om zijn eden van trouw te verloochenen.

Als getuige van de  opstanding kan je ervan uit gaan dat jouw boodschap aangevochten zal worden. De mannen en vrouwen die Jezus leerlingen waren zijn daarvan het beste bewijs. Ze zijn tegen wil en dank getuigen geworden. En Petrus zegt bij zijn optreden ook niet: “op onze overtuiging kunnen jullie bouwen“, maar: „Wij kunnen niet zwijgen over wat wij gehoord en gezien hebben.“ Ze hebben niet alleen de verrezen Heer, en het nieuwe leven dat Hem gegeven werd, gezien en gehoord. Ze hadden Hem ook gezien en gehoord in zijn doodsangst in de hof van olijven. Ze waren getuigen toen hij aan het kruis uitschreeuwde: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”  Ze waren dus ook getuigen van, wat we zouden kunnen noemen, „begraven Hoop.“  Hoe zegden de Emmaüsgangers het ook weer? “Wij hadden gehoopt dat Hij degene zou zijn die Israël zal redden." En juist die hoop moest hen ontnomen worden om hen een heel nieuwe hoop, die van de verrijzenis, te kunnen schenken.  

Net zoals de leerlingen van Jezus toen, worden wij vandaag geroepen om te getuigen van een waarheid die veel groter is dan wij kunnen vatten. Wij zijn geroepen om te getuigen van een hoop, die ook in de dood niet breekt, en die ook onze eigen twijfels overleeft.  Maar hoe kan dat functioneren in ons dagelijks leven wanneer we zelf zo onzeker zijn over ons geloof?    

Beste vrienden, getuigen van de blijde boodschap moeten niet alles weten en doen, maar ze moeten het vuur in zich dragen en het ook uitdragen. Niet geleerde woorden maken ons tot getuigen van Pasen, maar onze houding tegenover anderen. De manier waarop we leven en met elkaar omgaan. Enkele tips en voorbeelden:

We moeten Pasen in onze benen hebben. Zoals Jezus naar de mensen toe gaan, de eerste stap doen, anderen onze welwillendheid laten aanvoelen. Dat betekent ook: rechtop gaan, rechtlijnig en eerlijk blijven; je voor het leven inzetten en je verzetten tegen alles wat anderen terneerdrukt of kleineert. Dan hebben we Pasen in onze benen!

We kunnen Pasen ook in onze handen hebben. Zoals Jezus de mensen een handje helpen waar het nodig is. Iemand onze hand ter verzoening reiken of iemand een hand op de schouder leggen om hem in een moeilijke of droeve situatie te troosten. Iemand die moeilijkheden heeft om zich te oriënteren bij de hand nemen en hem een eind weegs begeleiden. Dan leggen we met onze handen getuigenis af van Pasen.

We kunnen Pasen ook in onze ogen hebben. Wanneer we zoals Jezus de anderen met respect en welwillendheid bekijken. Wanneer we onze ogen open houden en alert blijven om eventuele noodsignalen van anderen op te vangen. Om ons heen kijken om stilzwijgende vragen om erkenning en vriendelijkheid te kunnen detecteren. Al diegenen een aanzien verschaffen die door anderen opzij geschoven of niet opgemerkt worden. Dan hebben we Pasen in  onze ogen.

We kunnen Pasen ook gewoon in ons hart dragen. Ervan getuigen zou dan betekenen dat we de anderen zo hartelijk en open tegemoet treden zoals Jezus. Dat we hartelijk en bevrijd kunnen lachen, met humor reageren en innerlijke vreugde uitstralen. Een vreugde die niet oppervlakkig is, en die rekening houdt met tegenslagen. Als getuigen van Pasen mogen we ziekte en pijn, lijden en dood niet verdringen, want we kunnen goede vrijdag toch ook niet doodzwijgen.

Pasen in ons hart dragen betekent gewoon Jezus’ boodschap verder dragen en anderen ervoor te begeesteren. Want wanneer anderen die paashouding bij ons opmerken, wanneer ze aanvoelen uit welke kracht wij leven, dan zullen ze willen weten waar de bron van die kracht ligt. En dan kan Pasen ook op onze lippen liggen, dan kunnen we er over spreken, vertellen van onze hoop, en verder vertellen wat verrijzenis voor ons betekent.    

Jullie zijn getuigen van het feit dat ik leef – zegt Jezus. Jullie zijn getuigen wanneer jullie Pasen in jullie benen, handen, ogen en in jullie harten hebt, en wanneer je de paashouding in je gewone dagelijkse omgang voorleeft. Dan kan je misschien wel heel bescheiden zeggen:

 “Ik ben geen begenadigd mens, die alles is voor iedereen, maar misschien ben ik voor de ene of voor de andere toch een zus of een broer.”

“Ik ben geen groot licht dat in de duisternis schijnt, maar misschien ben ik voor de ene of de andere toch een lichtpuntje op de weg.”

“Ik ben geen redder in de nood, die alle problemen oplost, maar misschien ben ik voor de ene of de andere toch een kleine hulp.”

“Ik ben geen martelaar die voor zijn geloof sterft, maar misschien ben ik voor de ene of de andere een kleine steun in zijn geloof.”  

Zo gezien beseffen we misschien helemaal niet hoe dikwijls wij voor de anderen reeds getuigen van de verrijzenis zijn geweest, en misschien zijn we ons daar vanaf nu iets meer bewust van.   

Amen.