Eerste zondag van de veertigdagentijd B - 2015

Zusters en broeders,

Vandaag is het de eerste zondag van de vasten, of de veertigdagentijd zoals we nu meestal zeggen. Maar ‘vasten’ en ‘veertigdagentijd’: wat moeten we ons daarbij voorstellen? Het antwoord op die vraag vinden we in het evangelie van de weken die voorbij zijn. Die weken zijn begonnen op 30 november van vorig jaar met een nieuw liturgisch jaar en de eerste zondag van de advent. Vanaf toen hoorden we ook vooral het evangelie van Marcus. Dat hoorden we ook vandaag. Het was een heel korte lezing, slechts enkele regeltjes uit het eerste hoofdstuk van dat evangelie, maar het bevat wel heel diepgaande woorden. ‘De tijd is aangebroken’, zegt Jezus, ‘het Koninkrijk van God is nabij. Bekeer u, en geloof in de Blijde Boodschap.’ Indrukwekkende woorden zijn dat: de tijd die aangebroken is en het Koninkrijk van God dat nabij is, bekering, Blijde boodschap. Met opnieuw de vraag: wat moeten we ons daarbij voorstellen?

Zoals gezegd: het antwoord vinden we in het evangelie van de voorbije weken. Het gaat slechts om het eerste hoofdstuk en de eerste twee bladzijden uit het Marcusevangelie. Daarin vertelt de evangelist heel precies wie en wat Jezus is. Heel uitdrukkelijk begint hij zijn evangelie met de woorden ‘het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.’ En wat hebben we de voorbije weken gehoord? Dat Jezus, de Zoon van God, zijn apostelen geroepen heeft, dat Hij mensen van onreine geesten en demonen gered heeft, en dat Hij de moeder van Simon Petrus, een melaatse en nog veel andere zieken van allerlei kwalen genezen heeft. Vandaag hoorden we dat Hij in de woestijn door de duivel op de proef werd gesteld, maar dat Hij trouw bleef aan zijn zending van zijn Vader, en dat engelen voor Hem zorgden.

Dat is dus de tijd die aangebroken is: dat Jezus, de Zoon van God, onder de mensen leeft. Dat is ook de Blijde Boodschap: dat God midden onder ons leeft. Dat is ook de bekering waartoe Jezus ons oproept: dat we zouden leven zoals Hij, met aandacht voor zieken en armen, voor mensen in nood en voor al onze naasten. En hoe meer we dat doen, hoe meer het Koninkrijk van God nabij is, want dat Koninkrijk is geen rijk van macht, van heersers, van dienaars en slaven, maar een Rijk van liefde, vrede en gerechtigheid.  

Wat heeft dat nu met de vasten, met de veertigdagentijd te maken? Wel, alles. Duizenden jaren geleden al waarschuwden de profeten voor zelfvoldaanheid, voor bedrog en voor ongebreidelde zelfzucht, en vandaag waarschuwt onze lieve paus voor de globalisering, dus de wereldwijde verspreiding van onverschilligheid voor problemen van anderen. Met maar één slagzin voor zovelen: ‘Als het mij maar goed gaat, als ik maar heel veel geld verdien.’

En wat zien we in de vasten, in de veertigdagentijd? Dat we opgeroepen worden om precies daar tegenin te gaan. Om niet verslaafd te zijn aan geld en bezit, maar om boete te doen. Om niet onverschillig te zijn, maar ons te bezinnen. Om ons af te vragen: ‘Waarmee ben ik eigenlijk bezig? Ben ik wel goed bezig? Probeer ik echt een christen te zijn door mee te werken aan het Koninkrijk van God?’ Elk jaar worden we in deze tijd door Broederlijk Delen opgeroepen om de armen en de uitgebuiten in een bepaald land te ondersteunen. Vorig jaar was dat Senegal, dit jaar is het Peru. Met ongeveer hetzelfde probleem - dat trouwens meer en meer een wereldprobleem aan het worden is: het misbruik van levensnoodzakelijk water voor de bezitsdrang van de rijken. Bezitsdrang die dikwijls samenhangt met onze eigen bezitsdrang. Dat is dit jaar niet anders, en er zal daar in de loop van deze veertigdagentijd geregeld op gewezen worden. Elke week zullen we via de leien hier vooraan aangespoord worden om de weg te volgen die aangewezen wordt in de lezingen en in het evangelie. ‘Vasten’ lazen we op Aswoensdag, en ook ‘Nu beginnen’. Vandaag wordt ons gewezen op de dreiging om te verzeilen ‘in de vloedgolf’ van geweld en onrecht, en spoort Jezus ons aan om met Gods kracht ‘staande te blijven’ in het Koninkrijk van de Heer.

Zusters en broeders, laten we werk maken van deze veertigdagentijd. Laten we ons verzetten tegen onze onverschilligheid, onze hebzucht, onze bezitsdrang. En laten we oog hebben voor Gods boog waar in de eerste lezing naar verwezen wordt , zijn boog van het verbond tussen Hem en zijn schepping. De boog waarmee Hij ons met Hem en alle volkeren verbindt. De kleurrijke boog van zijn Koninkrijk van liefde, vrede en gerechtigheid. Amen.