3e zondag in de Paastijd C - 2016

Zusters en broeders,

Een aangrijpend  verrijzenisverhaal,  dat is   wat  we  hoorden  in  het  evangelie. Petrus   gaat’s nachts vissen  en  enkele  andere  apostelen  gaan  met  hem  mee, maar  ze   vangen  niets.’s Morgens wacht Jezus hen op aan de oever. Hij vraagt hun of ze wat vis hebben, en op hun negatief antwoord zegt Hij dat ze hun netten rechts van de boot moeten uitwerpen. Ze doen dat en hun netten barsten van de overvloed. Het is een verhaal dat sterk doet denken aan de wonderbare visvangst die we twee maanden geleden hoorden. Ook toen hadden de apostelen de hele nacht gevist, zonder resultaat. Jezus zei dat ze diep in het meer moesten vissen, en toen ze dat deden, vingen ze zoveel vis dat hun netten van overvloed scheurden.

Het zijn allebei verhalen waarbij we ons moeten afvragen welke rol wij erin zouden spelen. Petrus en de andere apostelen gaan vissen en ze vangen niets. Dat kennen ook wij soms in ons leven. Misschien kennen we het zelfs dikwijls. Wat we ook ondernemen, het wil niet lukken. Het leidt tot niets. Dat kan op ons werk zijn, in onze omgeving, in onze relatie, in onze Kerk. En misschien komt dat omdat we doen wat de apostelen doen: ze gaan ’s nachts vissen, zonder Jezus, dus vangen ze niets. Ze varen hun eigen weg, en houden geen rekening met de weg van de Heer. Die weg kan soms eigenaardig lijken, zoals in het evangelie van vandaag. Want waarom zou er aan de rechterkant van de boot wel vis zitten en niet aan de linkerkant? Maar wanneer de apostelen doen wat Jezus zegt, barsten hun netten van overvloed. Misschien zouden ook de netten van ons leven van overvloed barsten als we altijd de weg van de Heer zouden gaan.

Want ook bij ons staat Jezus aan de oever van het meer waarin we varen met de boot van ons leven. En net zoals aan de apostelen vraagt Hij ook aan ons of we misschien iets te eten  hebben, net of Hij een hongerige bedelaar is. De apostelen herkennen Hem niet, en toch doen ze wat Hij zegt. Doe wij dat ook? Luisteren ook wij naar Jezus? Hebben wij dus aandacht voor onze medemensen aan de kant van ons leven? Ook voor mensen in nood? Zien wij, net als de apostelen, in mensen die we niet kennen, in vluchtelingen en asielzoekers, in zwervers en in bedelaars het beeld van Jezus die staat aan de oever van ons leven? Vertrouwen we die mensen en doen we iets om hen te helpen?

Wanneer de apostelen aan land komen, zien ze dat Jezus al een maaltijd voorbereid heeft waarop Hij hen uitnodigt. Zo nodigt Hij ook ons elke week uit en bereidt Hij een maaltijd voor aan zijn tafel. En wat hij aan Petrus vraagt, vraag Hij ook aan ons: ‘Hebt gij Mij lief?’, vraagt Hij. Driemaal vraagt Hij dat aan ons, net als aan Petrus. En driemaal, dat komt neer op ‘elke dag opnieuw’, ‘altijd’. Hebben wij Jezus altijd lief? En beseffen we dat Jezus liefhebben geen goedkoop liefdesliedje is dat we horen op de radio, maar dat het is leven naar zijn woorden en daden? Dat het is houden van en zorgen voor onze medemensen? Want ook aan ons geeft Hij de opdracht zijn lammeren en schapen te weiden en te hoeden. Ook aan ons vertrouwt Hij zijn kudde toe. Zijn we goede herders, zoals Hij dat is? Elke dag opnieuw? Altijd?

Zusters en broeders, we leven in een moeilijke tijd. Een tijd van angst en onzekerheid, maar ook een tijd waarin iedereen het maximum moet halen uit zijn leven. Niet voor anderen, maar voor zichzelf. Het maximum in zijn studie, in zijn beroep, in zijn gezondheid, in zijn hobby’s. Het leven is lopen en vliegen, alleen maar voor zichzelf, en druk druk druk, zonder aandacht en tijd voor mensen die ziek zijn of gehandicapt, mensen die minder begaafd zijn, mensen die niet mee kunnen racen in de jacht op rijkdom en bezit, kansloze mensen. Ze worden onverbiddelijk misprezen en uitgesloten. Doe wij daar ook aan mee? Leven ook wij alleen voor onszelf en voor de wedstrijd naar meer en nog meer? Of proberen we te leven zoals de apostelen in de eerste lezing. Daar zegt Petrus namens de apostelen: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.’ Zijn wij gehoorzaam aan Gods gebod van barmhartigheid, van vrede, van rechtvaardigheid, van de liefde die Hijzelf is? Zijn wij even liefdevol voor anderen als God is voor ons, zodat ook wij kunnen genieten van de maaltijd die Hij voor ons heeft voorbereid? Ik wens het ons allen toe. Amen.